“Welke beperking heeft u?”

Het is dinsdagmiddag, een uur of drie. Ik sta met de fiets te wachten voor een stoplicht.
“Hallo!” Een man stopt naast me en roept me alsof hij mij herkent. Ik draai me om en kijk hem even aan. Hij heeft blond haar en een iets te wilde baard. Nee, ik ken hem echt niet.
“Hallo”, zeg ik terughoudend.
“Ik heb hier een keer een wandeltocht van 180 km gelopen”, zegt hij enthousiast.
“Oh, toe maar” antwoord ik.
Ik zie dat hij een hardloopjack draagt en een wandelheuptasje.
“En toen was hier” – hij wijst naar een gebouw – “een pauzepunt.”
“Ah ok!”

Dan springt het licht op groen en hij fietst door. Ik moet dezelfde kant op en pas mijn tempo aan zodat ik wat verder achter hem blijf. Ik moet denken aan wat ik eens las, dat vrouwen onbewust geleerd hebben om in dit soort situaties vriendelijk afhoudend te reageren. Een man zou misschien “huh, ik ken je niet, wat moet je van me” zeggen, of anderszins geïrriteerd reageren. Met een eventuele fysieke confrontatie als gevolg. Maar als vrouw kun je je dat niet permitteren.

Een paar minuten staan we wéér naast elkaar bij een stoplicht.
“Ik sorteer alvast links voor, want ik ga zo naar het Spoorwegmuseum”, zegt hij ongevraagd.
Dat is een halve kilometer hier vandaan. Meteen trek ik de conclusie dat ik dus zonder gevaar wel even met hem kan kletsen.

“Oh, wat ga je daar doen?”
Hij heeft vast een bepaald type trein waar hij helemaal gek van is en mij alles over gaat vertellen, denk ik. Maar hij antwoordt:
“Het museum bezoeken. En dáárna ga ik naar het museum Speelklok.”
“Oh wow!” Het is drie uur ’s middags, de musea gaan over twee uur al dicht.
“Ik ga kijken hoeveel musea ik in één werkweek kan bezoeken”, vervolgt hij trots.

Het is even stil.

“Hoe oud bent u, als ik vragen mag?”
“43”, antwoord ik.
“Oh, ik had niet gedacht dat je ouder was dan ik.”
Ik trek een ‘tja het is echt zo’-gezicht.

Het licht springt op groen en we fietsen naast elkaar over de Maliebaan.
“Over 60 dagen word ik 43. Ik ben 42 jaar en 205 dagen. Ik ben vijftienduizend en tweehonderd eenentachtig dagen.”
“Vind je het leuk om dat uit te rekenen?” vraag ik.
“Ik heb een vorm van autisme”, verklaart hij.
“Ah ok”, zeg ik totaal niet verbaasd.
“En welke beperking heeft u?” vraagt hij meteen.

Ik lach. Tja, iedereen heeft wel beperkingen toch? Mijn grote beperking deze dag is dat ik niet zo’n goede slaper ben, regelmatig lig ik uren wakker omdat ik mijn hoofd niet stil krijg. En nu voel ik me brak van vermoeidheid. “Euh… nou, niet een officiële beperking”, antwoord ik.
“Misschien wel hsp?” vraagt hij.
“Misschien”, antwoord ik.
“Ik heb waarschijnlijk ook hsp. Dat zegt een vriendin van mij, met wie ik een goed contact heb, dus dan wil ik dat wel van haar aannemen.”
“En is dat dan een beperking?” vraag ik. Bij zijn term ‘beperking’ denk ik meteen aan officiële diagnoses en ik weet dat hoogsensitiviteit (nog) niet in de DSM-IV staat.
“Het kan een beperking zijn voor degene die het heeft”, legt hij me ernstig uit.
“Oh ja.”

We naderen het museum, hij mindert vaart.
“Ik vond het leuk om met u gesproken te hebben”, zegt hij.
“Ja, dat vond ik ook”, antwoord ik. En ik meen het oprecht.
We zeggen gedag, hij slaat linksaf. Ik fiets door over de Singel, met een glimlach op mijn gezicht.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s