De merels in mijn tuin hebben verkeerd gegokt. Het leek inderdaad een prachtig plekje: ruim voldoende dorre takjes en blaadjes om een nest mee te bouwen en een dagelijkse aanvoer van broodkruimels, appelklokhuizen en andere etenswaren. Alsof je woont in de Ikea en de Albert Heijn tegelijk. Tel daarbij op dat mijn tuin ten opzichte van de keurig nette buurtuinen wél beschutting heeft, in de vorm van doorgeschoten struiken, en ik snap best dat dit merelstel mijn tuintje heeft uitgekozen om er een nestje te bouwen.
Aan één ding hadden de merels echter niet gedacht toen ze het plekje onder de klimop uitkozen. Namelijk dat, zodra het mooi weer is, ik altijd in die hoek van de tuin zit.
Eigenlijk had ik eerder moeten ingrijpen. Ik had al wel gemerkt dat het merelechtpaar opvallend vaak in mijn tuin rondliep. Vertederd had ik uit het raam toegekeken hoe het merelvrouwtje dorre blaadjes verzamelde en ik zei tegen mezelf dat ik nou nooit zo keek naar dikke vrouwen die nestspulletjes bij elkaar zoeken bij de Prénatal.
Als ik toen de moeite had genomen om mijn tuin in te stappen dan had ik het nestje kunnen ontdekken toen het nog maar in de opzetfase was. Nu was het al helemaal klaar. Mooi rond van gebogen takjes, geen straaltje licht kwam er doorheen. Ik hield mijn telefoon boven het nest om een foto te maken en zag dat er gelukkig nog geen eitjes in lagen.
Arme merels. Wekenlang dag in dag uit bezig geweest om een prachtige babykamer in te richten. En dan blijkt opeens dat pal naast die babykamer zo nu en dan een angstaanjagend grote reus gaat zitten in een tuinstoel, met een schrijfblok en een pot thee (maar die concepten kennen merels misschien niet). Waardoor je opeens je babykamer niet meer in durft.
Ik weet wat ik moet doen. Wekenlang voor niets aan een nestje bouwen is zielig, maar nog honderd keer zieliger is dat je niet bij je eitjes durft te komen, of dat je vogelbaby’tjes verstoken blijven van voedsel omdat die ellendige reus het aan- en afvliegen verhindert. En niet te vergeten: ik weet ook dat de jonge merels het straks allemaal zullen afleggen tegen mijn kat. Niet alleen een reus: ook een leeuw sluipt er rond in deze tuin.
Op het moment dat ik dit schrijf zit de vrouwtjesmerel zo ongeveer naast me op haar nest. Haar snavel en haar oog steken waakzaam boven de rand van het nest uit. Lijkt me een machteloos gevoel. Dat je doorhebt dat er iemand over je zit te schrijven en dat je daar niets aan kunt doen.
Meneer Merel cirkelt ondertussen zenuwachtig om mijn tuin heen. Dan zit hij op de ene schutting, dan weer achter me op het dak en op de schutting links. En dan op de schoorsteen van het huis aan de overkant, waar hij alles kan overzien. Ondertussen roept hij gestrest kwetterend naar zijn vrouw dat de kust nog steeds niet veilig is.
Dat weet ik ook wel, denkt zij geïrriteerd, maar ze houdt wijselijk haar snavel, want dat hebben haar reflexen haar geleerd.