Elf jaar geleden, toen ik in between jobs zat, meldde ik me last-minute aan als vrijwilliger bij het Nederlands Filmfestival (NFF). Er was toen alleen nog plek voor enquêteurs óf bij de bouwploeg. Ik koos voor de laatste én ik schreef daar toen een (ongepubliceerd) verslagje over:
Het is nog vroeg wanneer ik op mijn stevige schoenen over de Neude loop om me te melden voor mijn eerste dienst als vrijwilliger. Ik maak kennis met mijn collega’s van de bouwploeg.
Patries is een stevige blonde meid met enorm flauwe humor. Als bouwer Bob opmerkt dat hij flinke keelpijn heeft en eigenlijk in bed zou moeten liggen vraagt zij of hij al trek heeft in taco’s. “Je weet wel, Mexicaanse griep!”
Ook haar collega Bernard heeft er een handje van. Als na veel zwoegen eindelijk twee banieren op vier meter hoogte zijn opgehangen komt hij langs.
“Ze hangen heel mooi…” hij zwijgt even, om duidelijk te maken dat er een ‘maar’ aan komt. “Maar ze hadden eigenlijk precies op de andere plek moeten hangen.”
Patries boos: “Nu houd ik niet meer van je, Bernard!”
Bernard: “Grapje!”
Patries: “Nu houd ik helemaaal niet meer van je, Bernard!”
Later begin ik me juist te ergeren aan ondernemer Eppo, die ‘moeite heeft met autoriteit’ (“wat ik helemaal erg vind is als mensen zeggen ‘je mag dit even doen’ terwijl ze eigenlijk bedoelen “je moet dit even doen”), in zijn vorige baan altijd pas om 10:00 uur op het werk kwam, “en dan ook gewoon uitstralen dat dat niet gaat veranderen.”
Ik (naïef): “als in: het gaat niet nog later worden?”
Hij: “nee, dat het niet eerder gaat worden.”
en die nu hij een tijdje geen werk heeft het prima vindt om drie kwartier lang onder de douche te staan.
Gelukkig worden we na de korte lunchbreak (met super lekker brood en super lekker beleg, wat wordt er toch goed voor je gezorgd achter de schermen!) gesplitst. Ik ‘mag’ samen met Bernard, Patries en een nieuw meisje, Annelies, de rode loper gaan leggen voor de ingang van de Stadschouwburg. Ik blijk niet de enige van de bouwploeg te zijn die graag een trui maat S gehad had willen hebben want Annelies is pas echt een klein dun meisje. Ook haar stem is klein en dun en ze lacht zenuwachtig. Maar ze weet wél goed hoe je dranghekken moet tillen en ze is een ster in het snijden van rode lopertapijt. En tegen het einde van de middag bijt ze zomaar opeens van zich af in een rake opmerking tegen Bernard, na zijn zóveelste flauwe grap.
Bernard is ondertussen prima op zijn plek, omdat hij twee van zijn vier banen, bouwer en docent, perfect kan combineren. Bernard is king of the rode loper. Elk jaar opnieuw legt hij àlle rode lopers van het filmfestival. Vaak moest dat elke dag opnieuw gebeuren, maar dit jaar ‘hebben ze naar hem geluisterd’ en is er voor de Stadschouwburg een stevig tapijt dat dagelijks gereinigd kan worden. Gelukkig maar, want wat een klus is dat zeg; zo’n rode loper leggen. Mijn taak is het op de grond plakken van gaffer, met daarop een laag dubbelzijdig tape. “Als je het dubbelzijdig tape op de stenen plakt, dan is het enorm veel werk om het eraf te krijgen”, aldus docent Bernard. Verder is het de bedoeling dat er zo min mogelijk over de rode loper heen gelopen wordt, om hem zo schoon mogelijk te houden. We hebben al vrij snel een hekel aan de arrogante mensen die dit toch doen, je kunt toch ook omlopen!?
Na een tijdje begin ik het tape plakken een beetje onder de knie te krijgen. Ook de flauwe humor kan ik steeds beter hebben. Als Patries mij voor de derde keer in anderhalf uur tijd ‘begroet’ met: “kom je hier vaker” weet ik even niet wat ik terug moet zeggen, maar als zij even later zomaar met haar bergschoenen over de rode loper heen stapt, spreek ik haar semi-boos aan. “Loop jij nou zomaar over de rode loper!?”.
Zij: “euh ja…” Even is ze helemaal van haar a propos en we moeten er allebei om lachen.
Om drie uur is het tijd voor pauze. We begeven ons naar de artiestenfoyer van de schouwburg. Het valt me meteen op dat er een prijslijst hangt, krijgen die artiesten hun drank niet gewoon gratis? De vrouw achter de toonbank mag ons van haar manager alleen koffie of thee aanbieden. Of water. Terwijl we volgens Bernard op rekening van het NFF alles zouden moeten kunnen bestellen. “Zo gaat het elk jaar!” moppert Bernard als we aanschuiven aan een tafeltje.
Dan gaat het gesprek over het eindfeest, het filmgala. Dit jaar mogen alle vrijwilligers hier bij zijn, ik vraag wie er heen gaan. “Als de helft van de bouwploeg gaat, dan ga ik ook”, zegt Bernard. Vorig jaar is hij bewust thuis gebleven, omdat toen alleen medewerkers mochten komen en de vrijwilligers niet. “Terwijl we het zonder jullie echt niet kunnen.”

De bouwploeg is de gezelligste ploeg die er is, stelt Bernard. Ook de ploeg die het hardst moet werken, maar wel de beste sfeer. Ik ben het met hem eens. Je moet tegen wat flauwe grapjes kunnen, maar dan is het inderdaad heel gezellig. Stukken beter dan in de zaalwachtclub, met alle Theater, Film en Televisiewetenschapmeisjes die alleen maar vrijwilliger zijn om BN’ers te spotten en films als ‘Brideflight’ en ‘Lover of Loser’ te kunnen kijken.
In eerste instantie was ik niet van plan om naar het gala te gaan, omdat ik niemand kende die er ook heen gaat. Maar als het de komende dagen zo gezellig blijft in de bouwploeg, dan wil ik zéker gaan. Al was het alleen maar om te kunnen zien hoe Patries er in een jurk uitziet.