Tussen alle strikt noodzakelijke treinreizigers valt hij direct op, het jongetje van een jaar of 4. Zijn moeder zit aan het gangpad, waar zij volgens de coronaregels helemaal niet mag zitten. Het is logisch dat ze naast elkaar willen zitten, maar eigenlijk zou híj aan het gangpad moeten, ervan uitgaande dat kinderen geen corona kunnen overdragen. Maar hij wil natuurlijk aan het raam zitten, want hij is een kind.
“Kijk, koeien!” roept hij uit. “Ik zie heel veel koeien!”
Ik kijk ook naar buiten en zie hooguit tien koeien staan.
Kinderen mogen altijd bij het raam zitten, omdat zij nog kíjken. Omdat zij zich nog verwonderen over de dingen die daar te zien zijn, in tegenstelling tot volwassenen die de voorbijgaande bossen, dorpen, weilanden en snelwegen niet meer interessant vinden en alleen maar kijken naar hun telefoon, krant of boek.
Voor kinderen is het uitzicht vanuit de trein nog nieuw. En dat is precies de reden waarom er wél leeftijdsdiscriminatie mag zijn in het geval dat er niet voor alle patiënten plek is op de intensive care. Laat de mensen voorgaan die het leven nog moeten ontdekken, die niet àlles al gezien hebben en die nog enthousiast kunnen worden van een handje vol koeien.