Mensen die om ethische redenen (gezondheid, dierenleed) een biertje of een plakje worst weigeren, vinden we irritanter dan mensen die alcohol of vlees weigeren omdat ze het niet lekker vinden. Dat blijkt uit recent onderzoek van sociaal psycholoog Florien Cramwinckel. De reden: wanneer we geconfronteerd worden met anderen die moreel correcter handelen dan wij, dan voelen we ons een slecht mens. En dat willen we niet. Dus treedt er een venijnig psychologisch effect op: we verzinnen dat die ánderen juist slecht zijn, met hun morele gezeur.
Zelf eet ik sinds mijn vijftiende geen vlees meer, destijds omdat ik fel tegen de bio-industrie was. Dat ben ik op zich nog steeds, alleen sta ik er tegenwoordig nauwelijks bij stil. En, realiseer ik me nu, onbewust houd ik al jaren rekening met het ethisch-gedrag-is-irritant-effect.
Wanneer ik eet in gezelschap van onbekenden en er is even geen relevante gespreksstof voor handen, dan wordt mij altijd de vraag gesteld hoe lang ik al geen vlees eet en waarom.

Een moment dat ik zou kunnen grijpen om te vertellen over plofkippen: kuikentjes van 50 gram die in 6 weken tijd uitgroeien tot hompen vlees die amper nog kunnen lopen. Over de ecologische voetafdruk van vlees: voor één kilo rundvlees is 25 kilo plantaardig voedsel nodig en 15.500 (!) liter water. Of over antibiotica, die in de vee-industrie zo massaal preventief gebruikt worden dat steeds meer bacteriën antibioticaresistent worden en wij straks zomaar kunnen overlijden aan een gewone blaasontsteking.
Dat zijn voor mij belangrijke redenen waarom ik nog steeds geen vlees eet. Maar ik heb ook niet-morele redenen: geen vlees eten is voor mij gewoon normaal én ik vind vlees niet zo lekker meer. Als ik de vraag krijg waarom ik geen vlees eet, dan geef ik dus meestal als antwoord: “Ik was ooit heel erg tegen de bio-industrie, maar nu is het vooral een gewoonte.” Waarop men reageert in de trant van “Ik zou vlees niet kunnen missen hoor” en we overgaan op een volgend onderwerp. En – hopelijk – niemand mij irritant of betuttelend vindt.
Onlangs vroeg een oud-collega mij opeens vol overtuiging “Maar kip kun je toch wel gewoon eten?” Hij had net de documentaire Cowspiracy gezien, over de ecologische gevolgen van vlees (zie infographic) en was vooral geschrokken van de enorme milieu-impact van rundvlees. “Kip?!” schreeuwde ik bijna en ik vertelde vol overgave over zielige door hun poten zakkende plofkippen. “Dus als je kip eet, dan moet je wel écht biologisch kopen”, voegde ik er dwingend aan toe.
Uit lessen over communicatie en gedragsverandering heb ik geleerd dat we eerder gedrag overnemen van mensen die op ons lijken, ook wel peers genoemd (zie bijvoorbeeld Cialdini 2009, p. 143). En dat persoonlijke communicatie veel meer effect heeft dan massacommunicatie, zoals reclamespotjes en advertenties.
De meeste mensen met wie ik aan tafel zit zijn peers; familie, vrienden, collega’s, mensen die ik ken van sport, toneel, opleiding of andere bezigheden. Dus waarom grijp ik zo’n gelegenheid dan niet aan om in ieder geval een béétje informatie te delen over de nadelen van vlees, zoals over die plofkip? Als ik er daarmee kan zorgen dat zij een dag per week geen vlees eten, dan helpt dat al een heleboel.
Maar ik wil niet zo’n significant irritant iemand worden die gezellige etentjes verpest. Ik moet het wel een beetje tactisch aanpakken dus. Denkend aan (vegetarische) hamburgers kom ik uit op de sandwichmethode: de manier om negatieve feedback (het beleg) te verpakken tussen twee complimenten (de sneetjes brood). Ik zou mijn motivatie dan als volgt kunnen verwoorden:
- “Geen vlees is voor mij een gewoonte”
- [morele reden naar keuze]
- “En er zijn heel veel andere lekkere dingen te eten.”
Waarop het gesprek vervolgens door kan gaan over welke lekkere vegetarische dingen ik dan zoal eet. Ik ga onderzoeken of het werkt!
> Lees ook: Over marshmallows, wilskracht en keuzestress
Een gedachte over “Geen vlees eten zonder irritant te zijn”