Het is verfrissend om met iemand in één huis te wonen die zich totaal niets aantrekt van deze hele coronacrisis. Die de mensen met wie ik videobel pontificaal haar poepgat toekeert, omdat geaaid worden voor haar het enige is dat telt. Toch beleeft ook zij op dit moment – toevallig precies tijdens onze coronacrisis – háár uitzonderlijke situatie, haar semi-lockdown.
Sinds vorige week vrijdag moet heel Nederland thuiswerken. Met uitzondering van bouwvakkers, die werken sindsdien bij mij thuis. En zo lagen er opeens twee enorme stapels steigerplaten in mijn tuin, zo hoog als ik zelf.
Vanaf haar positie op de deurmat kon de kat dat niet zien, dus ze mauwde dat ze naar buiten wilde. Zo’n soort situatie hebben we wel vaker, als het hard regent bijvoorbeeld en dat leidt dan tot de volgende dialoog:
Kat: Mauw
Ik: Ik denk dat jij niet naar buiten wilt. Het regent.
Kat: Máuw!
Ik: Maar het regent.
Kat, met pootje tegen deur: Mauauw!
Ik: Weet je het zeker?
Kat, twee pootjes tegen deur: Maaaaaaaauw!
Ik doe deur open. Kat blijft in deuropening staan, merkt dat het regent en rent dan via mijn scheenbenen keihard terug naar de woonkamer.
Nu liet ik het gesprek achterwege. Ik deed rustig de deur open en zag de kat terugdeinzen. Een Enorme Berg Dingen Die Daar Normaal Niet Zijn! En Allemaal Lawaai! Met de staart tussen de benen kroop ze schielijk weg. Ze ging nog net niet onder de bank zitten.
Dat was vrijdagochtend. Vrijdagmiddag waren de mannen weg en lag het steigermateriaal nog steeds op precies dezelfde plek. Ik had nog ongeveer één vierkante meter tuin voor mezelf over. In mijn grieperige hoofd ontstonden doemscenario’s waarin door coronamaatregelen alle werkmannen en hijskranen wekenlang thuis moesten blijven en ik zelfs niet eens mijn túín in kon.
“Wil je naar buiten?” vroeg ik aan de kat. Zíj kon nog wel naar buiten, aan beide kanten van de steigerplanken was nog ongeveer 10 cm vrij. Toen ze zag dat er Een Enorme Berg Dingen Die Er Normaal Niet Zijn in de tuin stonden (katten hebben kennelijk het geheugen van een goudvis), maakte ze rechtsomkeert. De rest van de dag bleef ze binnen, schrikachtig reagerend op alles wat ik deed.
De volgende dag was een nieuwe dag. Ik deed weer de deur open, zij was wéér verbaasd, maar dit keer al minder geschrokken. Voorzichtig stapte ze naar buiten. Ze snuffelde aan de steigerplanken. Ze onderzocht of ze er langs kon kruipen. Rende toen weer naar binnen. Maar een uur later herhaalde dit tafereel zich en kwam ze zelfs een stukje verder.
Aan het einde van de dag zag ik haar bovenop de stapel staan. Dit was het nieuwe normaal geworden. Ze schrok nog steeds van elk onverwacht geluidje.
Mogelijk bleven de planken nog wel drie weken liggen. Ze zou dan zó gewend raken aan deze semi-lockdown, dat ze op de dag dat de tuin weer vrij was, opnieuw van slag zou zijn.