Na het hardlopen deed ik bovenop de brug mijn rek- en strekoefeningen. In een woonboot aan de overkant van het kanaal stond de tv aan. Op een groot scherm zag ik een man die stond te praten in de Tweede Kamer. Van deze afstand kon ik zijn gezicht niet goed zien, was het Jesse Klaver? Hij had een donker jasje aan met daaronder een wit overhemd, zonder stropdas.
Aan zijn armbewegingen kon ik zien dat hij het ergens niet mee eens was, dat iets een regelrechte schande was. Zijn beide armen sloeg hij breed uit. Dan weer naar binnen. Dan weer naar buiten. Naar binnen. Zo kreeg ik zonder geluid en zonder gebarentolk de strekking van zijn betoog mee.
De tv stond bijna op dezelfde hoogte als het water in het kanaal. Met zijn brede armbewegingen leek het Tweede Kamerlid baantjes te trekken.
Toen schakelde het beeld over naar een andere man. Een minister, te zien aan de donkere achtergrond. Was het Hugo de Jonge? Ja, ik herkende zijn korte blonde haar en zijn smalle hoofd. En zijn pak: donker, hooggesloten, slechts een klein streepje wit achter de donkere stropdas. Een typisch gereformeerd pak. De enige geschikte outfit in crisistijd.
Zijn armbewegingen waren veel rustiger. Kleiner ook. Hij legde dingen uit. Zette dingen op hun plek. Probeerde de boel tot rust te krijgen. Nee hoor, we zijn niet bijna aan het verzuipen, ja ik heb de boel onder controle.
Ik was benieuwd met wat voor armbewegingen de andere politicus hierop zou reageren, maar ik kreeg het koud en ik liep naar huis.