Kraamvisite in Kampala 1 – De Aankomst

“What brings you to the Pearl of Africa?”, vraagt de dame achter de gele immigration balie terwijl ze mijn paspoort aanneemt. “Holiday”, antwoord ik. “And visiting a friend.” Ik word altijd een beetje zenuwachtig bij immigratiebalies, zouden ze me wel toelaten? Is het een probleem dat ik twee redenen heb om dit land te bezoeken? Maar nadat ik vingerafdrukken heb laten maken van al mijn tien vingers mag ik Oeganda in.

Het vliegveld is kleiner dan verwacht en ik ben al vrij gauw bij de volgende horde: de bagageband. Zouden beide stuks bagage goed zijn aangekomen? Vooral over mijn backpack maak ik me zorgen, daarin zitten een stuk kaas (‘daar doen ze in sommige landen heel moeilijk over’, zei iemand eergisteren nog) en Roosvicee in een blauw plastic waterflesje (300 gram lichter dan een glazen fles!) en dat ziet er raar uit, misschien zien ze het wel aan voor een bom! Maar al gauw zie ik zowel mijn koffer als de knalgele flightbag van mijn backpack voorbij komen. Ik sjouw ze (allebei precies 23 kilo) op mijn bagagekar, wens de vriendelijke Nederlandse mevrouw die voor me stond bij de Immigration een goede reis en loop naar de uitgang.

Als ik de schuifdeuren doorga voel ik meteen de warmte van de buitenlucht. Tussen tientallen donkere mannen die bordjes met namen omhoog houden zoek ik het bekende gezicht van David. Hij ziet mij als eerste. We begroeten elkaar enthousiast en ik merk dat ik nu al bijna moet huilen. David neemt zonder te vragen de bagagekar van me over (ik laat het toe, als vrouw per se je eigen bagagekar willen duwen is héél Hollands) en we lopen naar de parkeerplaats. Als we net in de auto zitten valt opeens al het licht op het vliegveld uit. “Dat gebeurt vaker”, zegt David, terwijl we buiten zien hoe een voor een de noodverlichting van gebouwen aan springt. Ik ben meteen blij dat ik mijn WakaWaka (zonne-energielamp) bij me heb. Terwijl we rijden maakt David een foto van mij om naar Vanessa te appen. “Jippie!” stuurt ze terug, met een blije smiley erbij. Ik ben zo moe van de reis en de korte nacht dat ik alweer mijn best moet doen om niet te huilen.

De rit van Entebbe airport naar Kampala duurt ruim 45 minuten. Onderweg zie ik honderden kleine winkeltjes/huizen langs de weg, mini-supermarktjes, groentestalletjes, een kapper die om half twaalf ‘s avonds nog open is en een soort slagerskiosk waar grote stukken vlees hangen in de open lucht. Maar ook tankstations die zó in Nederland langs de weg hadden kunnen staan. “Het gaat goed met Oeganda”, merkt David op. “Je ziet ook steeds meer Westerse supermarkten.”

Het grootste deel van de rit staar ik stil naar buiten, alle indrukken in me opnemend. We komen ook door het moderne centrum van Kampala, maar doordat er geen licht is valt daar nu weinig van te zien. David merkt twee keer op dat dat jammer is. Dat Kampala op verschillende heuvels gebouwd is zien we nu maar een klein beetje, in de verte hier en daar wat lichtjes, als een sterrenhemel.

Dan komen we in de buurt. We verlaten de asfaltweg en rijden een onverharde weg op die bestaat uit aangekoekte geulen van klei. Kunnen we híer rijden, vraag ik me af terwijl de auto op en neer hotsend de heuvel afrijdt, donkere straatjes door waar alle winkeltjes dicht zijn. Er staan hier veel illegale huisjes, vertelt David. We slaan een zijstraat in en de huisjes lijken nog kleiner en bouwvalliger te worden. Opeens slaat de schrik me om het hart. Vanessa woont toch niet in zo’n huis? Maar opeens herinner ik me de foto’s van Facebook, met onderschriften om het thuisfront gerust te stellen: “er zit een stevig hek om het huis”.

We slaan nog een keer af en dan staan we voor een metalen poort. David belt op en al gauw komt de werkster de metalen roldeur opendoen. Vanessa staat me al op te wachten op de donkere binnenplaats. Ik stap uit en we omhelzen elkaar stevig. Leuk dat je er bent Mar, roept ze. En terwijl anderen mijn bagage uit de auto halen, gaan wij naar binnen. We drinken thee (“en ik heb ook chocolade!”) aan de plastic tuintafel in de woonkamer en we praten over precies dezelfde dingen waar we over we zouden praten als we 60 kilometer uit elkaar zouden wonen in plaats van 6000.

Supermoe maar ook superblij kruip ik rond half twee onder de klamboe van het bed in de gastenkamer. Die koffer met cadeautjes komt morgen wel.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s